Ik besef dat ik mij altijd voordoe als de beste scheidsrechter die je je maar kunt wensen. Dat beeld schets ik. Zo narcistisch ben ik blijkbaar. Ik vind mezelf goed, althans goed genoeg voor het niveau dat er op de velden wordt voorgetoverd. Dat klopt. Maar dat klopt niet altijd. Toen ik begon met het schrijven van columns heb ik u beloofd u mee te nemen in het zondagse leven van een scheidsrechter. U te vertellen van de do’s en de dont’s en wat ik zoal meemaak op en rond de velden.
Nou, ik zal u verklappen dat ik er na afgelopen zondag achter ben dat ik helemaal geen goede scheidsrechter ben. Vreselijk slecht zelfs zo nu en dan. Ik ben wel een goede spelleider, maar dat is niet hetzelfde als een goede scheidsrechter. Afgelopen zondag mocht ik na de inval van koning winter opdraven bij een oefenwedstrijd van DSS 2 tegen Schoten 2. Bij het gebrek aan KNVB-competitiewedstrijden een mooi potje om weer op te starten.
De eerste helft begon een soort van slap. Volgens mij heb ik de eerste twintig minuten alleen maar lopen denken wie en wanneer de eerste overtreding zou begaan. “Kom op nou, mannen! Maak eens een overtreding,” dacht ik nog. Dat was nou precies de valkuil waar ik met open ogen intrapte. In slaap gesust. In dromenland. De eerste de beste mogelijkheid die om het ingrijpen van de scheidsrechter vroeg, liet ik gaan en wuifde ik lachend weg. De rechtsbuiten van DSS werd onreglementair getackeld binnen de 16. Daar staat een straf op. Je zou het een penalty kunnen noemen. Ik was blijkbaar met mijn gedachten bij het scheiden van het afval (wat moet in de groenbak en wat kan er in de grijze bak), maar ik was in ieder geval niet bij de wedstrijd. Ik dacht nou: “waarom valt ie nou?”
Pas minuten later kwam ik op de gedachte dat ik voor een pingel had moeten fluiten. Ik vroeg het nog aan de sportieve voorstopper van Schoten die eerlijk toegaf dat hij geen klagen had over mijn beslissing of beter over het nemen van geen enkele beslissing. “Eeeeeh, sorry Cas.” Dezelfde Cas kreeg in de eerste helft ook nog eens een vinger in zijn oog waar ik niet tegen had opgetreden. Beide ogen zaten er nog in, dus ik zag geen reden om de wedstrijd stil te leggen. “Ga door!” schalmde ik over de velden. Tussen mij en Cas zou het die middag niet meer goed komen. De eerste helft kabbelde zo voort, maar ik kwam er maar niet achter waar ik de in plastic verpakte reclamefolders in moest gooien.
Toen op een gegeven moment de rechtsback van DSS over de zijlijn werd gekegeld, gevolgd door een prachtige duik en ik mij alleen maar afvroeg waarom ie niet op zwemmen was gegaan, besefte ik dat mijn concentratie ver te zoeken was. In de rust heb ik maar wat langer in de spiegel gekeken en besloot dat de tweede helft beter moest. Dat begon al veelbelovend, want ik liet pardoes de verkeerde club aftrappen. Nou ja, moet kunnen. “Straks mogen jullie weer,” zei ik nog.
45 minuten later nam ik mijn beste beslissing door voor het einde te fluiten. Gelukkig zei er iemand, nadat ik de tweede helft naar het verleden had gefloten, dat het een stuk beter ging dan de eerste helft. Toch nog een zesje dus. Pfffff goed weggekomen. Dit was nou een wedstrijd geweest waar ik ‘meneer de rapporteur’ volledig gelijk had moeten geven. Al had hij het waarschijnlijk niet eens opgemerkt.
Schoten won dit partijtje en dat kwam niet eens door mij. Het was een potje van brutale aapjes en mannen tegen de ideale schoonzonen van DSS. Bij Schoten durven ze het aan om op straattaal-achtige wijze elkaar op hun fouten te wijzen, terwijl ik bij DSS alleen maar een oorverdovende stilte hoorde bij weer een bal richting de parkeerplaats of veld 2. Je hebt in een elftal ook schoffies nodig. Hufters. Mannen die vrijwel elke uitbal of corner opeisen. Etterbakkies. Zonder deze vaak geroutineerde mannen van de straat is de door de DSS in het beleidsplan gewenste tweede klasse ver weg.
Komende weken voor mij helaas geen potjes fluiten. Geblesseerd. Een overbelastingsblessure, oftewel een achillespeesblessure. Overbelasting kan ik mij wel voorstellen, maar dat kom meer door de belasting dan door de ‘over’. Het zou wel eens met overgewicht te maken kunnen hebben, maar dat klopt volgens mij niet. Ik ben namelijk niet te zwaar, maar ik ben te klein voor mijn gewicht. Aan de fysio de opdracht om mij zo snel mogelijk weer wedstrijdfit te maken!
Tot de volgende column!
Mario
Wil je reageren op deze column? Doe dat dan vooral en contact ons via redactie@voetbalinhaarlem.nl.
MARIO DE VRIES, 1963. Opgegroeid in Den Haag doch voornamelijk Haarlem. Makelaar in Haarlem en omgeving en scheidsrechter namens de KNVB. Voetbalde bij TYBB, Onze Gezellen en Alliance ‘22. Thans nog voetballend bij de Voetballende Vaders van DSS. Fan van Voetbal Inside en Sierd de Vos. Voetbalgek.